HIV-1 Resistentie bepaling (genotypering)

Als er tegen bepaalde HIV-remmers resistentie is ontstaan, kan dit met behulp van resistentiebepaling worden opgespoord. De resultaten van de resistentiebepaling laten de arts toe een nieuwe werkzame combinatie van antiretrovirale middelen samen te stellen.
OPSPOREN VAN HIV DRUG RESISTENTIE
Er zijn twee soorten resistentiebepalingen: Fenotypische bepalingen kijken naar wat het gevolg is van de resistentie door het virus te kweken in de aanwezigheid van de verschillende HIV-remmers. Genotypische resistentietesten zoeken naar mutaties van HIV die resistentie veroorzaken. Deze bepaling wordt het meest gebruikt. Het heeft als voordeel dat de resultaten sneller bekend zijn. Een nadeel is dat je de uitslag moet interpreteren en dus moet weten dat mutaties op plaats x, y en z ernstige resistentie opleveren voor middel A, matige voor B en geen resistentie voor C.

METHODE

In het ARL UGent wordt een in-house methode gebruikt voor de amplificatie en de daaropvolgende sequentieanalyse van volgende HIV-1 targets:
 - het protease gen
 - het reverse transcriptase gen (aminozuur 1 tot 300)
 - het integrase gen
Voor de interpretatie van de resultaten wordt gebruik gemaakt van de Stanford database (http://hivdb.stanford.edu/)

INTERPRETATIE

Doordat de huidige testen pas resistentie oppikken als een flink deel van de aanwezige virussen resistent is, kan de bepaling een ‘fout-negatief’ resultaat geven. Resistentiebepalingen kunnen ook enkel betrouwbaar resistentie aangeven tegen de middelen die op het ogenblik van de bloedafname worden gebruikt. Vaak mist een resistentiebepaling resistentie tegen middelen die in het verleden werden ingenomen maar daarna werden gestopt.

Biologische referentie intervallen: Niet van toepassing.

GEVOELIGHEID

De methode voor resistentiebepaling heeft een hoge kans op succes (> 90%) bij mensen met een HIV virale lading van meer dan 500 kopijen/ml. Bij lagere virale lading daalt de kans om een positief amplificatieproduct voor sequentieanalyse te bekomen naar 50 % en verhoogt ook de kans op sequeneren van niet-representatieve single varianten.

SPECIFICITEIT

De methode voor sequentieanalyse werd ontwikkeld voor het analyseren van alle subtypes van de HIV-1 groep M en is niet geschikt voor sequentieanalyse van groep N en O en voor HIV-2. Occasionele problemen als gevolg van mutaties ter hoogte van de primersites zijn niet uit te sluiten.

TERMIJN VOOR RESULTAAT (TAT): 15 werkdagen

Richtlijnen aanvraag: 

Instructies voor aanvragen

Gegevens die minimaal moeten ingevuld zijn op het aanvraagformulier:

• Persoonsidentificatie (initialen, geboortedatum, geslacht, rijksregisternummer)
• Identificatie van de aanvragende arts of laboratorium
   (naam, voornaam, identificatienummer en adres)
• Type staal
• Datum en bij voorkeur ook de tijd van afname
• Klinische inlichtingen nuttig voor het uitvoeren van analysen en voor het
   interpreteren van de resultaten
• Gewenste analyse
• Datum en handtekening van de aanvragende arts/klinisch bioloog

Specifieke gegevens voor drug resistentie bepaling

• Laboratorium waar de confirmatietesten werden uitgevoerd
   (indien de persoon nog niet gekend is in ARL Gent)
• Gegevens betreffende antiretrovirale therapie (samenstelling van laatste
   ART, startdatum ART en eventuele wijzigingen in ART)
• Resultaat en datum van de laatste CD4 bepaling
 

Bij de staalafname is het belangrijk om de identiteit van de persoon te verifiëren en de bloedafnamebuisjes uniek te identificeren.

Het aanvraagformulier van de test kunt u terugvinden bij "Downloads", rechts bovenaan op deze pagina.

Richtlijnen staalafname en transport: 

Staalafname genotypering

  • Mensen hoeven niet aan bepaalde voorwaarden te voldoen voor de bloedafname
  • Collecteer minimaal 9 ml EDTA bloed (paars)
  • Meng het staal goed na afname
  • Bewaar en transporteer het staal op kamertemperatuur
  • Het staal moet binnen de dag na afname op het ARL toekomen, af te leveren op werkdagen (ma-vr) vóór 16u30*

      * In geval bovenstaand niet mogelijk is, zie onderstaande instructies voor het
        verwerken van bloed in eigen laboratorium

Instructies voor het verwerken van bloed in eigen laboratorium

Isolatie van plasma

  • Deze procedure moet uitgevoerd worden binnen de dag na bloedafname en met gebruik van steriel materiaal
  • Centrifugeer het EDTA-bloed (paars) 10 minuten bij 1900 x g bij kamertemperatuur
  • Verdeel het plasma (3-5 ml) over twee tubes (screwcap tubes, 2.0 ml of 1.7 ml)
  • Vries de tubes zo snel mogelijk in bij -20°C
  • Transporteer de tubes diepgevroren (met droog ijs of koelelementen) naar het ARL
  •  Het ontdooien van stalen tijdens het transport moet vermeden worden

Richtlijnen transport

1. Zorg ervoor dat de buisjes met het staal goed sluiten om lekken te voorkomen
    Gebruik bij voorkeur buisjes met een schroefkap
    Eventueel dopje en buis met parafilm omwikkelen

2. Het staal in een transportblister of koker verpakken met vochtabsorberend
    materiaal

3. Het geheel in een beschermende envelop of doosje plaatsen

4. Een UN3373 sticker en de vermelding ‘Biological Substances Category B’
    op de verpakking aanbrengen

5. Duidelijk adresseren (*) en de stalen zo snel mogelijk naar het laboratorium 
    versturen
 
(*) Aids Referentie Laboratorium - Universiteit Gent
Vakgroep Diagnostische Wetenschappen (GE32)
MRB2 – Ingang 38
Corneel Heymanslaan 10
9000 Gent
 
Aarzel niet om ons te contacteren (09/332 36 46) indien U verdere vragen of opmerkingen hebt omtrent het staaltransport.